STUDIEDAG  
Aquarama 78 – december 2017

Studiedag ‘Waterbronnen voor de toekomst’

Onlangs organiseerde Veolia een studiedag over alternatieve waterbronnen. Die vond plaats in het Antwerpse Havenhuis. Diverse experts en ervaringsdeskundigen passeerden de revue. Ze legden uit dat er steeds meer drijfveren zijn om het pad van alternatieve waterbronnen te gaan. Ze maakten duidelijk wie een voorstudie kan doen, hoe het zit met subsidies, ze lichtten behandelingsprocessen toe, presenteerden enkele bedrijven die met succes zo’n waterbronnen gebruiken, en nog veel meer.

De studiedag vond plaats in het Antwerpse Havenhuis, een van de laatste ontwerpen van toparchitecte Zaha Hadid. De aanwezigen hadden er een mooi uitzicht op het water van de Schelde. Heel toepasselijk voor een studiedag over alternatieve waterbronnen.

Een van de sprekers was Kris Van den Belt, diensthoofd Grondwater en Lokaal Waterbeheer bij VMM. Hij maakte snel duidelijk dat het beleid steeds meer duurzaam watergebruik wenst. Dat kan door minder (grond)water te gebruiken, door water te hergebruiken, en door alternatieve waterbronnen in te zetten. Nieuw is dat het beleid steeds meer gebiedsspecifiek zal handelen, zei hij. Bijvoorbeeld is er een groter probleem met grondwater in de regio rond stad Antwerpen en in grote delen van West-Vlaanderen. In dergelijke gebieden zal nog wat strikter worden gehandeld dan elders op gebied van onder meer vergunningen, heffingen en handhaving.

Het begin

Er zijn dus redenen genoeg om te denken aan alternatieve waterbronnen. Maar vooraleer we daaraan denken, moeten we ons waternetwerk en de afname in kaart brengen, en dit toetsen aan de gestelde watereisen. Een studie en kosten-batenanalyse van de verschillende technieken helpen de juiste keuzes te maken. Dit kan ook getest worden: op laboschaal of via piloottesten. Diverse organisaties kunnen daarbij helpen. Bijvoorbeeld Veolia. Of VITO: Peter Cauwenberg is er teamleider Watertechnologie. “Als we kijken naar waterhergebruik is het heel belangrijk dat dit gedreven wordt vanuit verschillende actoren in een bedrijf. Er moet zeker ook gekeken worden naar implicaties op procesgebied. Er moet echt samengewerkt worden met milieumensen, procesmensen, externe consultants, externe energieleveranciers,... Om te komen tot de beste oplossing.”

Hij verwacht dat in de toekomst steeds meer zal worden gekeken naar waterbesparing. Water dat je niet gebruikt, moet je ook niet produceren of hergebruiken, klonk het.

Ook wees hij erop dat een sluitend businessmodel voor het inzetten van alternatieve waterbronnen sneller mogelijk is dan velen denken. Het komt erop aan alle kosten, maar ook alle opbrengsten goed in kaart te brengen: “Je moet ruimer kijken dan enkel de kost voor oppompen en lozen van het water. Er zijn heel veel andere kosten, intrinsiek aan water: de kost voor het ontharden, het ontijzeren, afvalwaterbehandeling. Maar er kan ook een restwaarde zijn van producten in het water, en het water kan een restwarmte hebben die kan worden gerecupereerd. Als je alles degelijk in kaart brengt, ben ik ervan overtuigd dat je in veel gevallen je management kan overtuigen om over te gaan tot investeren.”

Kris Lambert, managing director bij Veolia Water Technologies, belichtte meer specifiek de kosten die komen kijken bij hergebruik van water. “De grootste kost is energie”, begint hij. “Daarna volgt het verbruik van membranen en filters, gevolgd door die van de chemie.”

Andere, kleinere kosten, zijn verbonden aan de opvolging (controle op lekkages en trillingen, interpretatie metingen, controle pH-meting,...), kwaliteitscontrole in het kader van de vereisten van het voedselveiligheidsagentschap FAVV, en onderhoudskosten. Lambert: “Uiteindelijk ligt de totale kost meestal tussen de 35 en 40 eurocent om een kuub water te produceren. En de totale kosten, inclusief afschrijving en investering, zitten aan 0,7 en 0,85 euro per 100 liter geproduceerd proceswater.”

Om de kosten-batenanalyse te maken, kan zeker ook rekening worden gehouden met de steun die de overheid geeft richting gebruik van alternatieve waterbronnen. Er blijken heel veel subsidies te zijn, met soms met zeer hoge steunpercentages. Veerle Depuydt, consultant bij VLAKWA, gaf een overzicht.

Behandelingsprocessen

Vervolgens werden in grote lijnen behandelingsprocessen toegelicht. Dat gebeurde door Jan Hammenecker, commercieel directeur van De Watergroep. Hij gaf aan hoe kanaalwater kan worden omgeturnd tot proceswater. Dat gebeurt onder meer bij chemiebedrijf Oleon en bij voedingsbedrijf Fuji Oil, twee grote industriële bedrijven uit de Gentse kanaalzone. Daar wordt met één installatie het water van twee bedrijven gezuiverd. Ook legde hij uit hoe van regenwater proceswater kan worden gemaakt. Als voorbeeld van een bedrijf waar dat gebeurt, noemde hij voedingsbedrijf Colruyt Fine Food Meats. Dat hergebruikt trouwens ook effluent als alternatieve waterbron. En wat dat regenwater betreft: er is een opvallende trend in het bedrijfsleven dat vaker te gaan gebruiken, merkte Hammenecker op.

Veroniek Jacobs van Veolia Water Technologies had het dan weer over problemen die kunnen optreden bij het gebruik van omgekeerd omosewater, op de verschillende verbruikers en het leidingnet: corrosie, scaling, fouling en microbiologische groei. Tegelijk gaf ze aan hoe die te voorkomen zijn.

Economisch en veilig

Sommige bedrijven vinden gebruik van alternatieve waterbronnen een risico. Onder meer zijn heel wat voedingsbedrijven bang dat dit moeilijk ligt op vlak van voedselveiligheid. Maar het blijkt mogelijk daar een mouw aan te passen; dat gereputeerde firma’s zoals Fuji Oil en Colruyt Fine Food Meats intussen de kaart van alternatieve waterbronnen kozen, is op dat vlak veelzeggend. Een andere case die op de studiedag aan bod kwam, was die van runderslachthuis Adriaens. Dat heeft minimaal 100 kuub proceswater van drinkwaterkwaliteit nodig per dag. Luc De Coninck, verantwoordelijke van de technische dienst van het slachthuis: “Het slachtvolume stijgt, de vergunde hoeveelheid grondwater daalt, de kostprijs voor de inname van stadswater neemt elk jaar toe en het te lozen debied op riolering is beperkt tot 90 kuub. Dus besloten we te gaan voor hergebruik.”

Om daarin te slagen, werkt het bedrijf  samen met andere bedrijven, voor wie waterreinigingsinstallaties een corebusiness zijn. De Coninck: “Het draagt er onder meer toe bij dat we op vlak van voedselveiligheid goed zitten. Over zo’n installatie is namelijk goed nagedacht: zo wordt die continu gemonitord via metingen. Neem bijvoorbeeld de geleidbaarheid, een parameter voor zeer veel onzuiverheden: als die te hoog wordt, wordt het water automatisch afgesloten. Als je je houdt aan alle vereiste controles, kan je met gerust gemoed je water hergebruiken, ook in een voedingsbedrijf.”

De investering was 200.000 euro, de baten komen op 86.000 euro netto. Dat zorgt voor een return on investment van minder dan drie jaar, klonk het. Veiligheid en rendabiliteit lijken dus goed te kunnen samengaan, ook bij gebruik van alternatieve waterbronnen in een voedingsbedrijf.

Door Koen Vandepopuliere

www.veolia.be/nl

“Als je alles degelijk in kaart brengt, ben ik ervan overtuigd dat je in veel gevallen je management kan overtuigen om over te gaan tot investeren.”

Peter Cauwenberg, teamleider Watertechnologie VITO