STUDIEDAG  
Aquarama 80 – juni 2018

“We zullen steeds meer stoffen in water vinden”

Nederlands seminar brengt nieuwe probleemstoffen onder de aandacht

In maart vond de twaalfde editie van de Aqua Nederland Vakbeurs plaats in Evenementenhal Gorinchem. Een uitgebreid kennisprogramma was toegevoegd aan de beurs. Zo was er een seminar waarin vier sprekers vertelden over diverse probleemstoffen in drink- en oppervlaktewater. Denk aan medicijnresten, microplastics, zeer zorgwekkende stoffen,... en nog andere stoffen die van belang zijn, maar vandaag soms nog niet eens bekend blijken.

Envaqua (Nederlandse milieu- en watertechnologievereniging) organiseerde tijdens de Aqua Nederland Vakbeurs in samenwerking met SKIW (Stichting Kennisuitwisseling Industriële Watertechnologie) het seminar ‘Zuivering medicijnresten en pathogenen’. Daarin kwamen, verrassend, pathogenen niet aan bod. Maar dat hoefde ook niet echt, want de sprekers hadden des te meer te vertellen over een wijd scala, vaak nog weinig bekende probleemstoffen in drinkwater en oppervlaktewater.

Circulaire economie

Drie van de vier sprekers benadrukten het eensgezind: “Ons water was nog nooit zo schoon.” Desondanks ontstaan nieuwe uitdagingen. Zo wees Etteke Wypkema, innovatiemanager bij Waterschap Brabantse Delta, op het toenemende aantal microplastics en medicijnresten in water. Een belangrijk deel van de oplossing ligt bij het overstappen op een circulaire economie. Ze herhaalde dat het circulaire systeem twee kringlopen kent. In de biologische kringloop worden biologische producten, bijvoorbeeld gewassen, gebruikt tot ze vergaan, spontaan of door menselijke interventie, en zo terugkeren naar de natuur. Denk aan papiervezels, katoenvezels, biogas, meststoffen,... In de technische cyclus hebben we het dan bijvoorbeeld over ferro- en non ferro-materialen. Daar worden materialen zo gemaakt dat ze makkelijk opnieuw gebruikt kunnen worden.

Microplastics en medicijnresten

Microplastics zijn onder meer afkomstig van kunststofdeeltjes, afbraak van grote plastics, cosmetica, kleding, verf, afslijtende banden en de voedselketen, ging Wypkema verder. Ze horen in de technische kringloop te blijven. Maar dat doen ze niet. Ze komen terecht in rivieren, oceanen, vissen, en zo uiteindelijk ook in de mens. Nochtans zijn oplossingen mogelijk. Zo zou een regulering in het kader van de slijtage van banden de hoeveelheid microplastics met 10 procent kunnen verminderen. Ze pleit ook voor bioplastics zoals PHA.

Medicijnresten horen dan weer vaak thuis in de technische kringloop, oordeelt ze. Bijvoorbeeld Diclofenac, dat zeer moeilijk biologisch afbreekt. Zulke producten horen niet in het biologische systeem maar komen daar via het afvalwater wel terecht. Bijvoorbeeld door resten via het toilet te spoelen, maar ook bijvoorbeeld via de ontlasting van personen die de medicijnen slikken.

Grond- en oppervlaktewater

Rob Eijsink is Stuurgroepsecretaris Bodem & Infrastructuur bij Vewin, de Vereniging van drinkwaterbedrijven in Nederland. “Ons drinkwater is nog steeds van goede kwaliteit. Daar mogen we trots op zijn”, begon hij. “Maar dat geldt niet voor de kwaliteit van onze grondstoffen: oppervlaktewater en grondwater. Daar is echt nog wel het nodige te doen. Het streven is uiteindelijk naar een zodanige waterkwaliteit te gaan dat een eenvoudige zuivering volstaat om drinkwaterkwaliteit te krijgen.”

Hij somde enkele gevaren op die deze bronnen bedreigen: “We hebben nog in een groot aantal van onze winningen te maken met bestrijdingsmiddelen, bodemverontreinigingen, industriële emissies, nieuwe technieken zoals geothermie die vervuiling kunnen veroorzaken,... en ja, ook geneesmiddelen en microplastics.” De uitdagingen leiden soms tot schrikwekkende krantenkoppen. Eijsink vermeldde bijvoorbeeld deze: ‘De giftige stof GenX is aangetroffen in het water van rioolwaterzuiveringen in Eindhoven en Aarle-Rixtel.’ Het ging over een stof die onder meer gebruikt wordt om teflon te produceren, textiel vuilafstotend te maken en als smeermiddel voor sloten en kettingen. “We ontdekken steeds vaker giftige stoffen in het oppervlaktewater waarvan we geen idee hadden dat die erin zaten en dat is natuurlijk enorm schrikken”, zei de woordvoerder van waterschap in Aa en Maas naar aanleiding daarvan. Een andere krantenkop waar Eijsink naar verwees was: “Opnieuw te veel pyrazool in de Maas.” Die pyrazool is een chemische stof die voorkomt in onder andere geneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen.

“Als je dat bekijkt, wat is dan de boodschap?” vroeg Eijsink zich luidop af. “Wel, we zitten in een trend waarbij we steeds meer technologie moeten inzetten om betrouwbaar drinkwater te kunnen leveren.”

Hij rekent vooral op het beleid om de beslissingen te nemen die dit probleem aanpakken. Voorts vindt hij dat stoffen bij hun toelatingsprocedure ook zouden moeten worden beoordeeld op de effecten die ze hebben in water; denk in dat verband aan de REACH-verordening.

Labgebeuren

Ruud Steen is Hoofd markt & advies bij Het Waterlaboratorium. Vooral wil hij de misvatting bestrijden dat wie een flesje water bij een lab binnenbrengt, als bij toverslag even later alle stoffen die zich daarin bevinden, gedetecteerd zal zien, en de hoeveelheid ervan perfect weergegeven krijgt. Bijvoorbeeld wees hij erop dat het lab waar hij werkt, naar 80 werkzame stoffen in geneesmiddelen zoekt. “Maar er zijn 2.000 werkzame stoffen op de markt”, zuchtte hij.

Hij duidde ook op de vele afwegingen die een analytisch labo moet maken: “We vragen ons af: naar welke stoffen moeten we zoeken? Met welke gevoeligheid moeten we ze opsporen? Is de methode wel geschikt voor het type monster? Besef bovendien dat het ene afvalwater het andere niet is.”

Hij klaagt dat er een neiging is een vicieuze cirkel in stand te houden: meten wat al gemeten wordt. Die moet hoognodig doorbroken worden, vindt hij. Vervolgens wees Steen op tal van elementen die ervoor zorgen dat resultaten enigszins gerelativeerd moeten worden. Zo wees hij op de rapportagegrens: dat is de waarde beneden welke een component als niet kwantificeerbaar wordt gerapporteerd. En op de meetonzekerheid: hoe juist is het, en hoe reproduceerbaar? Dan is er nog het matrixeffect, dus het effect waarbij de meetwaarde verandert door de aanwezigheid in het monster van een andere stof dan deze die moet gedetecteerd worden, enzovoorts.

Conclusie? Steen: “Analyse van geneesmiddelen in afvalwater is geen sinecure... maar zeker niet onmogelijk. Beschouw wel het lab-proces niet als een black box, maar werk sámen met het lab. Tenslotte horen labs transparant te zijn over prestatiekenmerken: dat leidt tot betere interpretatie van meetgegevens.”

De vierde spreker was Roy Tummers, directeur van VEMW, de Vereniging voor Energie, Milieu en Water. Dat is een kenniscentrum en belangenbehartiger voor de zakelijke elektriciteit-, gas- en waterafnemers in Nederland. Voor de uitdaging om stoffen in water te identificeren, duidde hij op een maatstof voor het aantal bekende chemische stoffen: deze met een nummer van CAS, de Chemical Abstracts Service. Vandaag zijn er liefst 133 miljoen stoffen die zo’n nummer hebben. Weten naar welke stoffen in water je moet zoeken, is dus geen sinecure. Bovendien weten we vaak niet of ze schadelijk zijn. “Desondanks,” stelt hij vast, “gaan we steeds meer meten, meer vinden, we zullen steeds meer onderzoek moeten doen naar de giftigheid van stoffen, hun voorkomen, enzovoorts.”

Extra inzet

Volgens Tummers zijn nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen en medicijnresten de stoffen in water waarvoor extra aandacht nodig is. Ook aandacht verdienen opkomende stoffen zoals pyrazool en GenX, die niet wettelijk genormeerd zijn, waarvan de schadelijkheid nog niet is vastgesteld, en die betere detectiemethoden vergen.

Wat hij ook aankaart, als enige van de sprekers, zijn de zogenaamde ‘zeer zorgwekkende stoffen’: kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, zeer moeilijk afbreekbaar in de natuur en zeer bioaccumulerend. Op de REACH-kandidaatslijst voor die categorie staan 181 stoffen.

Voorkomen of end-of-pipe

Etteke Wypkema had dus gemeld dat best voorkomen wordt dat geneesmiddelen in water terechtkomen. Dat kan door inzamelen van ongebruikte medicijnen, inzameling van urine van bepaalde patiênten, voorlichting, verwijderen van medicijnresten in het toilet of bij ziekenhuizen, en door ziektes te voorkomen met gezonde leefstijl en -omgeving. Rob Eijsink stelde voor geneesmiddelen in water te voorkomen door onder meer lozingen vanuit ziekenhuizen af te koppelen en plaszakken te voorzien voor mensen die röntgencontrastmiddelen gebruiken.

Voorkomen is best, maar als dat niet is gebeurd (of niet is gelukt), zijn er methodes om farmaceutische producten nadien uit water te verwijderen. Dat kan via actief kool, geavanceerde oxidatie met ozon of waterstofperoxide en uv-licht, vindt Wypkema. Ruud Steen zei dat dit onder meer kan met organische flocculanten, adsorptie met zeolieten en keramische microfiltratie.

Internationale aanpak

Drie van de vier sprekers benadrukten dat een internationale aanpak mee nodig is om het probleem op te lossen. Eijsink wees er in dat verband op dat emissies in Nederland ook voor een belangrijk deel afkomstig zijn uit het buitenland. Wypkema gaf als voorbeeld dat veel van de medicijnresten waarmee Waterschap Brabantse Delta te maken krijgt, afkomstig zijn uit België. En Roy Tummers vindt een internationale aanpak belangrijk om ervoor te zorgen dat bedrijven in verschillende Europese landen een gelijk speelveld hebben: anders zou het bijvoorbeeld zo kunnen worden dat bedrijven in Nederland meer verplichtingen krijgen dan deze in andere Europese landen.

Bedrijven beter meten

Wat Eijsink ook vond, was: “Er moet veel beter gemeten worden, ook door de vergunninghouders, van wat ze lozen. Dat moet ook inzichtelijk gemaakt, we willen weten wat ze lozen, zodat we gericht kunnen zoeken naar de stoffen die in dat drinkwatersysteem komen. Ook willen we bij die vergunninglevering een adviesrol hebben, zeker wanneer lozingen plaatsvinden op locaties die voor ons van belang zijn.”

Tummers lijkt niet overtuigd. “Het lijkt zo makkelijk: laat de bedrijven vooral goed meten. en laat ze gewoon precies zeggen wat in het effluent zit”, morde hij. “Maar dat is niet zo makkelijk, want bedrijven zijn gewend om productgroepen te meten. Echt op stofniveau meten? Dat is een waanzinnige exercitie. Het is een illusie te denken dat je continu weet wat precies op individueel stofniveau in je afvalwater zit. We moeten uitkijken dat we niet in een risicoregelreflex schieten, waarbij zaken worden voorgesteld die gewoon niet te realiseren zijn.”

Het laatste woord omtrent nieuwe en pas ontdekte stoffen in water, is dus nog lang niet gezegd.

Door Koen Vandepopuliere

booking.evenementenhal.nl/nl/aqua-nederland-vakbeurs-2019/gorinchem

“Ons drinkwater is nog steeds van goede kwaliteit. Maar dat geldt niet voor de kwaliteit van onze grondstoffen: oppervlaktewater en grondwater.”

Rob Eijsink, stuurgroepsecretaris Bodem & Infrastructuur Vewin

“Het is een illusie te denken dat je continu weet wat precies op individueel stofniveau in je afvalwater zit. “

Roy Tummers, directeur van VEMW